Door George de Wrede, mei 2021
Bent u met deze wonderlijke coronadagen ook zo blij met uw kunstboeken? Ik wel in ieder geval! Met de dichte musea, gesloten bibliotheken en boekhandels met beperkende maatregelen stokt bij mij de toevoer van vers leesvoer. Ik mis het dwalen langs volle boekenrekken alsook het grasduinen in stapels met nieuw uitgekomen werk.
Hoewel ik van nature een ordelijk mens ben geldt dit beslist niet voor mijn verzameling kunstboeken. Waar sommigen het liefst ordenen op grootte en/of kleur vind ik de chronologische volgorde van de elkaar opeenvolgende stijlen van mijn kunstboeken belangrijker dan esthetiek. Het nadeel hiervan is dat er onregelmatige horizontale stapelingen ontstaan die het raadplegen van een bepaald boek lastiger maakt. Dikwijls komen er, bij het pakken van het exemplaar van mijn keuze, ongewild meerdere boeken tegelijk mee.
Zo kon het gebeuren dat afgelopen week een monografie over de Vlaamse kunstschilder James Ensor (1860 – 1949) vanaf de derde plank naar beneden kwam zeilen. Voor een meer dan 45 jaar oud boek biedt een dergelijke vrije val niet de beste overlevingskansen. De toch al gehavende lijmrug liet meteen los en zorgde voor een waaier van papier op de vloer. Toen ik geërgerd de losse bladen weer opraapte viel mijn oog op de fraaie kleurenafbeelding van een schilderij getiteld “Zelfportret met maskers”. James Ensor schilderde dit doek in 1899 maar ik vind het 122 jaar later nog steeds fascinerend. In het onderstaande leg ik u graag uit waarom.
We zien de schilder, getooid met een rode met bloemen en veren versierde hoed, als een soort Rubens afgebeeld (zie afb. 1 en 3). Te midden van een menigte met maskers getooide mensen is hij de enige zonder gezichtsbedekking. Die zee van kartonnen gezichten laat alle mogelijke uitdrukkingen van menselijke emoties zien. Perspectivisch gezien lijkt mij het zelfportret van Ensor wat aan de grote kant. De gezichtsuitdrukking van de schilder houdt het midden tussen sceptisch en perplex.
Qua omgeving en situatie doet het tafereel mij sterk denken aan een feest met gemaskerde deelnemers zoals bij een carnavalsoptocht. Veel tronies zijn daarbij recht van voren afgebeeld maar bij een aantal zien we ook andere aanzichten zoals: van opzij, driekwart en schuin van onderen. Naast de verzameling karikaturale koppen maakt ook een aantal doodshoofden deel uit van deze voorstelling.
Zoals dat met gecompliceerde beelden vaker het geval is heeft Ensor meerdere beeldaspecten gehanteerd. Draait u de voorstelling op z’n kop (er ontstaat dan een versierd plat vlak) dan ziet u behalve de compositie ook lijnen, vlakken, kleuren, tonen, vormen, richtingen, texturen, contrasten. Maar het meest in het oog springend zijn toch: compositie, kleur en contrast. De schilder verdeelde de lichte en donkere partijen bijvoorbeeld op een evenwichtige manier over het beeldvlak.
Gelet op de hanteringswijze van het materiaal is het persoonlijk handschrift van de kunstenaar duidelijk zichtbaar. De stijl van werken is schilderachtig en de mogelijkheden die olieverf biedt zijn ten volle benut. Als u inzoomt op de details dan ziet u pas hoe interessant de verfhuid is.
Qua werk is Ensor niet zo gemakkelijk onder te brengen in één bepaalde kunststijl. Van een impressionistisch schilder ontwikkelde hij zich via het Fauvisme richting Expressionisme. Anders gezegd: hij bedient zich gedurende zijn hele leven van verschillende stijlen naast elkaar.
Zo’n hoofdfiguur, die te midden van karikaturale koppen is afgebeeld, doet mij denken aan een schilderij van Jeroen Bosch uit 1515 getiteld: “De Kruisgang” (zie afb. 4) waarin Jezus, overmand door droefheid, wordt omgeven door afzichtelijke types. Het kan haast niet anders of Ensor heeft dit werk van de oude meester bestudeerd al ligt bij hem de focus anders. Ensor was een kunstenaar vol zelfspot en stond als mens op gespannen voet met zijn omgeving. Zijn mensbeeld was nogal somber. Ik denk dat de schilder ons duidelijk wil maken dat wij allemaal liever een masker dragen dan onszelf te laten zien zoals we echt zijn. En daarmee zie ik meteen een parallel met onze tijd. Een masker opzetten in figuurlijke zin is iets wat wij vandaag de dag ook goed kennen. In Ensors tijd bestond er natuurlijk nog geen Facebook of Instagram. Maar onze wens om digitaal een zo gunstig mogelijk publiek profiel te bouwen om je daarmee in de kijker te spelen is actueler dan ooit!
Een tweede reden waarom het beeld mij persoonlijk raakt is gelegen in het feit dat ik een individu zie te midden van heel veel anderen. Een menigte associeer ik tegenwoordig met gevaar voor besmetting. Onze huidige ‘anderhalve meter samenleving’ vraagt immers dringend om de drukte niet op te zoeken. Al meer dan een jaar zijn we nu gedwongen om afstand te houden van onze medemens. En zolang het virusmonster niet wereldwijd is verslagen zullen we afstandelijk met elkaar moeten blijven omgaan. Knuffelen en elkaar omhelzen zal voorlopig nog lange tijd onverstandig blijven. Misschien komt het zelfs wel nooit meer terug. Ensor daarentegen verwijst naar de wereld die wij vroeger kenden: die van het ‘oude normaal’ waarin helemaal geen afstandsbeperkingen golden.
Rest mij tot slot nog iets te melden over de monografie die zo ongelukkig ten val kwam. Een dergelijk boekwerk, van de hand van auteur Paul Haesaerts over werk en leven van de kunstenaar James Ensor, bestaat in deze vorm niet meer. De kleurenreproducties zijn ondanks de hoge ouderdom nog steeds voortreffelijk en werden apart in het boekwerk gelijmd. Om recht te doen aan de hoge kwaliteitsnorm zowel qua vorm als inhoud, rest mij geen andere keuze dan op zoek te gaan naar een goede boekbinder die dit meesterwerk voor mij kan herstellen. Een ander plekje in de boekenkast lijkt mij sowieso verstandiger.
Monografie:
Haesaerts, P.
James Ensor
Lannoo
Tielt – Utrecht
1973